Legpenning Silvolde

Vanaf 1590 heeft prins Maurits de leiding over het Staatse leger, samen met Johan van Oldenbarnevelt en Willem Lodewijk van Nassau. Hij neemt tal van belangrijke steden in (Nijmegen en Zutphen; 1591, Steenwijk en Coevorden; 1592 en Groningen; 1594). Vervolgens trekt hij met een leger van 10.000 man de Achterhoek binnen met de bedoeling om het strategisch belangrijke vestingstadje Groenlo (ofwel Grol) van de Spanjaarden te bevrijden. Deze hadden Grol in 1580 ingenomen. De Spaanse veldheer Cristobal Mondragon trok, toen hij op de hoogte werd gesteld hoe beroerd Grol ervoor stond, meteen op naar het vestingstadje om dat te ontzetten. Maurits brak het beleg op en stuurde het zware geschut voor de veiligheid naar Zutphen en trok met zijn leger naar Silvolde om Doetinchem, Anholt en ’s-Heerenberg te beschermen. Mondragon en de Spaanse troepen trekken zich vervolgens in Duitsland terug achter Wezel aan de Lippe. Vanuit Silvolde gaat Maurits hem achterna tot in de oude legerplaats Bislich, waar hij verdedigingswerken bouwt en ruiters laat opstellen in de huizen van het dorp. Hij laat zijn voetvolk de tent opslaan in de vorm van een halve maan. Maurits wil met deze verdediging voorkomen dat het Spaanse leger ooit nog kan oprukken naar Grol. Tot een gevecht is het echter niet gekomen, wel tot ernstige confrontaties tussen manschappen die op rooftocht waren gestuurd. Uiteindelijk laat Maurits in november 1595 de tentenkampen weer afbreken en trekken de legers zich vervolgens terug. De herinnering aan deze veldtocht “van Silvolde naar Bislich” wordt op de legpenning uit het jaar 1595 bewaard.