Bronckhorst

Morgenster / strijdvleugel

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werd het platteland geteisterd en geplunderd door de legers van zowel de Staatsen als de Spanjaarden. De soldaten werden vaak slecht betaald. Er was daardoor sprake van “brandschatting”, waarbij een hoog bedrag (contributie) aan de doortrekkende troepen betaald moest worden om te voorkomen dat het dorp werd geplunderd en boerderijen werden platgebrand. Boeren die weigerden werden gemarteld met soms de dood tot gevolg. Dit leidde tot veel ellende en extreme armoede in de Achterhoek.

In 1580 vond een boerenopstand plaats, die zich vanuit Drenthe en Overijssel naar de Achterhoek verplaatste. De boeren waren de intimidaties, plunderingen en het stelen van hun vee en graan zat. Het legertje boeren verzette zich tegen elke militaire eenheid, zowel Spaans als Staats en noemden zich de “desperaten”, ofwel “wanhopigen”. Op hun vlag was een zwaard afgebeeld en een eierdop waarlangs de dooier was uitgelopen. Hun verklaring was dat ze tot dan toe niet voor een heel ei hadden willen vechten, maar het nu wel voor een lege dop moesten doen. Het boerenleger gebruikte primitieve wapens zoals een zeis, een hooivork en mogelijk ook een morgenster, een ijzeren knots met aan het uiteinde ijzeren punten.

Aanvankelijk was de boerenopstand succesvol. De keerzijde kwam na de aanval bij Bredevoort. Deze mislukte en de desperaten moesten vluchten. Ze werden uiteindelijk door de troepen van Philips van Hohenlohe-Neuenstein bij het klooster Sion (Doetinchem) in de pan gehakt. Bijna vierhonderd boeren verloren daar hun leven.