Berkelland

Musketkogels

In de loop van de Tachtigjarige Oorlog werd steeds meer gebruik gemaakt van vuurwapens. Aan het begin van de strijd waren dat vooral nog haakbussen, maar het musket werd al snel populairder. Het musket is een voorloper van het geweer en was het eerste vuurwapen waar kolf, lade, loop en ontstekingsmechanisme één geheel vormden.

Het musket was een antwoord op het metalen pantser van ruiters en voetvolk. De lichte haakbus schoot in het open veld vaak letterlijk tekort om dit pantser te kunnen doorboren. Het musket had een zwaarder kaliber. In de Tachtigjarige Oorlog werd gebruik gemaakt van een lontslotmusket. Het lontslotmusket was een voorlader (de kogel gaat er aan de voorkant in) met een gladde loop en schoot meestal ronde, loden kogels af. De soldaten goten de kogels zelf in een kogelgiettang. Vloeibaar lood, eventueel geroofd uit kerkramen, goot men in het kommetje van de kogelgiettang. Na het afkoelen, werd de tang open gemaakt en werden de gietranden weg gevijld. Een kogel woog dan rond de 3,5 gram. Ze werden soms ingesneden om grotere verwondingen te maken.
 
Door de ontwikkeling van militaire tactieken tijdens de Tachtigjarige Oorlog, vooral die van Maurits van Oranje-Nassau aan het eind van de 16e eeuw, kon een grotere effectiviteit worden bereikt. Hierbij leerden de soldaten in gecoördineerde bewegingen marcheren, laden en vuren, Vooral de tactiek van het massale salvovuur, waarbij rijen musketiers op bevel laadden, aanlegden en vuurden, bleek effectief tegen infanterie. Tegen de veel bewegelijkere ruiters was deze tactiek minder effectief, vanwege de lage vuursnelheid (1 schot per minuut). Daarom bleven musketiers in de buurt van piekenierformaties, die met hun lange pieken effectieve verdedigingsbarrières konden vormen tegen ruiters. Om dezelfde reden waren de musketiers ook met een houwdegen, rapier of een korte sabel bewapend, die zij op het slagveld altijd bij zich droegen en werd hen geleerd de kolf als slagwapen te gebruiken.